Van oefenen met woorden leer je niet goed spellen

Van oefenen met woorden leer je niet goed spellen

Als ik een kind vraag wat hij of zij vindt van spelling op school, dan is het antwoord 10 tegen 1: "Saai!"  of "Stom". Want spelling oefenen, dat is voor heel veel kinderen eindeloos woorden invullen bij plaatjes of in zinnetjes. Waarbij ze soms ook nog gedwongen worden om allerlei regels te onthouden en toe te passen.

Af en toe krijgen ze dan een dictee, waarbij de juf woord voor woord zegt wat je op moet schrijven.

En dat voor iedere categorie opnieuw. Jaar na jaar na jaar na jaar.

En dan verbaast het iedereen dat het schrijfniveau van kinderen aan het einde van groep 8 zo belabberd is.

Ons verbaast dat niet.

Want door de enorme nadruk op het oefenen met woorden en het eindeloos herhalen van regels, is er nergens tijd om met zinnen te werken. Laat staan met langere teksten. Dus waar doe je het dan voor?

Vergelijk het met rijles: als je weet hoe je moet gas geven, schakelen en remmen, dan kan je rijden.... Maar dat is pas het begin van een veel langer proces, waarin langzamerhand de besturing van de auto op de achtergrond raakt (vanzelf verloopt, op de automatische piloot) en je leert om een veilige verkeersdeelnemer te worden. Want daar gaat het om.

Wat er in de spellingles gebeurt kan je zo vergelijken met eindeloos rondjes blijven rijden tussen de pilonnen op het verlaten parkeerterrein achter het stadion. Saai!!!

Wat is het resultaat?

Je vindt er bijna maandelijks berichten over in de krant: “Schrijfniveau van kinderen onder de maat.” Hun schriftelijke taalvaardigheid blijft achter bij de mondelinge taalvaardigheid. Veel onderzoeken laten ook nog zien dat het gat tijdens de periode op de middelbare school weer groeit, omdat daar nog minder aandacht is voor spelling en correct schriftelijk taalgebruik.

De schriftelijke taalontwikkeling blijft achter en groeit minder snel dan de mondelinge.

Ontwikkeling schriftelijke taalvaardigheid – zoals we vaak zien 🙁

Is dat erg dan?

We weten dat spelling een belangrijke rol in speelt bij schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid. Het is aangetoond dat kinderen die moeite hebben met spelling vaak kortere zinnen schrijven, of zinnen die niet lekker lopen, eenvoudigere woorden kiezen en hun verhaal minder goed opbouwen. Of ze blokkeren helemaal als er iets op papier moet komen.

Thijs mag een werkstuk schrijven, zegt de leerkracht, want hij is altijd snel klaar met zijn werk. Mag? Moet, zal je bedoelen! Want Thijs heeft een hekel aan schrijven! Hij weet best waar zijn werkstuk over zou kunnen gaan: over hulphonden. Dus blindengeleidehonden, drugshonden, honden die helpen om naar slachtoffers te zoeken na een aardbeving… Hij vindt het machtig interessant en hij weet er al van alles van. Maar o wee… als het op papier moet komen. Alles wat hij net nog in geuren en kleuren vertelde is ineens onvindbaar geworden… Hij tuurt naar het papier. Veel meer dan de titel staat er nog niet. En Thijs weet de oplossing wel: hij zorgt dat hij nooit meer snel klaar is met zijn werk….

Deze kinderen kunnen, net als Thijs, niet laten zien wat ze in hun mars hebben. Dat is jammer voor nu (een lager punt op je toets), jammer voor later (niet de opleiding kunnen volgen die je graag zou willen) en nog later (de promotie die aan je neus voorbij gaat of die je niet aandurft, omdat je moeite hebt met je op papier uit te drukken).

En wist je dat mensen die op Tinder zitten ook sneller naar links geswipet worden als ze typefouten, spelfouten of grammaticale fouten maken in hun profiel? Slordig, of dom is dan het oordeel...

Wat zou je eigenlijk willen?

Als kinderen in groep 3 gaan leren lezen en spellen, dan hebben ze al een enorme mondelinge woordenschat. Er gaapt dan een groot gat tussen wat ze mondeling kunnen vertellen en wat ze schriftelijk kunnen weergeven. Dat is natuurlijk zoals het ‘hoort’ en het is ook geen probleem. Kinderen hoeven dan nog niks te presteren op schrift.
De ideale situatie zou zijn als aan het eind van de basisschool het mondelinge en schriftelijke taalniveau op gelijke hoogte liggen, of althans, bijna. Kinderen kunnen dan op papier zetten wat ze denken en zo laten zien wat ze in hun mars hebben.

Mondelinge en schriftelijke taalontwikkeling lopen liefst na aantal jaar gelijk op

Ontwikkeling schriftelijke taalvaardigheid – ideale situatie

Maar dat lukt niet zomaar...

Bij schrijven gaat het om nadenken over wat je wil schrijven, daar woorden bij kiezen, je zinsbouw en uiteindelijk je verhaal. En dan tegelijkertijd ook nog op je spelling letten? Dat wordt een hele lastige. Eigenlijk moet je het omdraaien: je kunt alleen al die stappen op weg naar een goed verhaal zetten als je niet meer over spelling hoeft na te denken.

Het belangrijkste is dat allerlei processen waar je in het begin heel hard over na moet denken, steeds meer geautomatiseerd gaan verlopen. Zoals je bij het autorijden behalve met het besturen van je auto ook bezig kunt zijn met de rest van het verkeer (veilig rijden) en je route bepalen (en een gesprek met je reisgenoten).

In de loop van de schoolloopbaan moet kinderen die ontwikkeling doormaken.
Een startende schrijver heeft nog veel aandacht nodig voor spelling, bij een geoefende schrijver is er vooral aandacht voor de inhoud

Daarvoor is natuurlijk nodig dat ze heel veel kilometers maken... Waarbij ze zich bij het schrijven meer en meer richten op zinvolle inhoud, die ze bovendien ook zelf vormgeven. Zo wordt de spelling-spier steeds beter getraind. En het effect daarvan is dat je er minder moe van wordt en dat je het langer vol kan houden.
Als je dat doel bereikt, dan zal je ook zien dat dat verslag, dat proefwerk, dat betoog veel minder inspanning kosten. 

Hoe krijg je dat dan voor elkaar?

Automatisch vlot en foutloos spellen, dat leer je niet als je alleen maar losse woorden oefent in je werkboek of op een iPad! Want dat is net zoiets als autorijden in een slechte simulator, op een rechte weg, zonder ander verkeer.

Bij het werken met een werkboek/iPad is er altijd al een heleboel denkwerk voor je gedaan. Je weet bijvoorbeeld al met welke categorie je bezig bent. Dus dat is al een denkstap minder. Je hoeft je eigen woorden niet te kiezen, en je hoeft geen zin te onthouden, laat staan een heel verhaal. Er wordt daar dus maar ‘half werk’ van je verwacht. Geen wonder dat het dan niet lukt als je het wel helemaal zelf moet doen. Die overgang is gewoon te groot.

Veel momenten om vrij schrijven of zelf schrijven te oefenen, zijn er niet op school. En als er al geschreven wordt buiten de spellingles, dan worden spelfouten vaak weggewuifd: hij dacht nu even niet aan spelling, dus logisch dat het nu fout gaat.

Ja, OK… maar wat gaan we daaraan doen? Als hij het hier en nu niet hoeft te laten zien, wanneer dan wel? Een gemiste kans, vinden wij.

Dus als je ziet dat je kind in de gewone toetsen voldoende scoort, maar in de halfjaarlijkse niveautoetsen en in vrij schrijven veel fouten maakt, zit het probleem vaak in die te grote overgang. Vandaar dat we hier in ons programma Spellen zonder fouten veel aandacht aan besteden.

We delen die enorme stap op in kleine stapjes…

Stappen die je wilt zetten

Bij iedere volgende stap daag je je kind steeds meer uit in wat hij of zij schrijft, zodat je kind steeds meer kan groeien, steeds zekerder wordt over wat er goed gaat en dus meer zelfvertrouwen heeft.

  • Oefenen met woorden die je al eerder geoefend hebt. Die moet je ook kunnen schrijven als ze in willekeurige volgorde aangeboden worden of een week of maand na het oefenen.
  • Oefenen met ‘look-a-likes’ of ‘sound-a-likes’. Dus leeuw geoefend? Kun je dan ook meeuw schrijven? Hier vallen ook woorden onder die langer zijn dan de geoefende woorden. Kan je bijvoorbeeld ploffen goed schrijven, lukt het dan ook met ontploffing? Kan je de stap zetten van geluk naar gelukkige, of van was + zak naar waszak.
    Dit noemen we met een deftig woord allemaal ‘transfer’. Transfer is: ik kan wat ik geleerd heb in een nieuwe (iets andere of iets complexere) situatie toepassen omdat ik zie hoe die nieuwe situatie overeenkomt met de situatie die ik al ken.
  • Oefenen met zinnen – met daarin ook weer de opbouw van bekend naar nieuw en van eenvoudig naar complex. Zinnen zijn de belangrijkste schakel tussen woordniveau en helemaal zelf schrijven.
  • Overgang naar langere teksten…. Je eigen zinnen, je eigen verhaal, je eigen verslag. Waarbij je meer en meer zelf verantwoordelijk bent voor de inhoud en de opbouw.

In ons programma noemen we dat: Het dak erop zetten. Het is de laatste stap in het programma. Maar om de bovenstaande stapjes te kunnen zetten, heeft je kind natuurlijk wel een solide basis nodig. Die basis bouwen we eerst door een fundering te leggen en een tweetal pijlers te bouwen: visueel (woordbeeld) en logica (open en gesloten lettergrepen).


Uiteindelijk gaat het om het zelfstandig toepassen en automatiseren van de spelling, zodat die het schrijven niet meer in de weg staat.

En dan is het niet saai meer!

Wat zie jij bij jouw kind? We vinden het super als je dat met ons wil delen in de reacties.

Reactie plaatsen