Geef kinderen inzicht in de structuur van woorden

Geef kinderen inzicht in de structuur van woorden

Hoe kan het dat Thom - in groep 3 gediagnosticeerd als hoogbegaafd en later als dyslectisch - in 2 HAVO dit schrijft:

En hij is niet de enige. Want als we één fout vaak zien langskomen, dan is het deze wel: te veel of te weinig klinkers en medeklinkers.

Kinderen die logisch kunnen denken, hoeven dit soort fouten niet te maken, zelfs niet als ze kneiterdyslectisch zijn!

Maar… dan moet je het wel op een logische manier uitleggen. En DAT is waar het aan ontbreekt in de methodes op de basisschool.

Wat is er aan de hand?

In groep 3 leren kinderen volgens de meeste methodes dat ze voor de ‘korte’ klank 1 teken (a) moeten schrijven en voor de ‘lange’ klank 2 tekens (aa).

Zoals je in bovenstaande woorden kunt zien heeft Thom geen kans gezien om die informatie weer los te laten: hij hoort in schone een lange klank, dus hij schrijft twee tekens.

Natuurlijk heeft hij daar een heleboel regels bovenop gekregen. Maar blijkbaar kan hij daar niet mee uit de voeten en dat is gezien zijn hoogbegaafdheid niet omdat hij daar te ‘dom’ voor is.

Laatst spraken we een ouder die vertelde dat haar zoon ervan overtuigd was dat hij vla-gen(mast) moest schrijven. “Dat hadden ze op school echt gezegd!”

Natuurlijk hebben ze dat niet gezegd. Maar wat wel en waar ging het verkeerd?

Wat gaat er verkeerd?

Het eerste uitgangspunt op school is luisteren. En als je naar het woord vlaggen luistert en je hakt het in klankgroepen, dan hoor je maar 1 g-klank ('vlah-gen'). Als je bovendien denkt dat die ene a klinkt als ‘ah’ dan heb je ook helemaal geen tweede g nodig. De functie van de tweede g is dan volstrekt onduidelijk. Dus waarom zou je hem schrijven?

"Ja, je moet hem schrijven," zegt de juf, "want anders staat er vlagen" (van de wind en zo). Is dat echt zo? Hoe moet ik dat weten? De juf zegt dat wel, maar als ik het lees, - en ik ga er nog steeds vanuit dat die ene a een ‘ah’ is - dan lees ik helemaal geen vlagen, dan lees ik echt ‘vlaggen’. Niks mis mee :)

Onze oplossing

Wat mist Thom en met hem ongeveer alle leerlingen die dit soort fouten maken?

Ten eerste een stukje basis: de letter a klinkt helemaal niet altijd als 'ah'. Sterker nog: hij klinkt ook heel vaak gewoon zoals hij heet in het alfabet. Door hem 'ah' te noemen, ga je voorbij aan wat kinderen dagelijks om zich heen waarnemen en dat zorgt voor verwarring. Dus wij maken een heel duidelijk onderscheid tussen de letter zelf en de klank die hij heeft in een woord. Als we over letters praten, gebruiken we daar gewoon de alfabetnaam voor.

Dan kunnen we zeggen: ik zie de a (dat is een letter, dus benoem hem zoals iedereen dat doet die praat over de eerste letter van het alfabet) en als ik naar die letter kijk in verschillende woorden, dan kan ik constateren dat hij soms klinkt zoals hij heet (in ja en water) en soms anders (in pan en kasten).

Wat bepaalt nu de klank van de klinker?
Dat is maar 1 ding, namelijk de medeklinker die erachter staat.

Ons uitgangspunt is: een klinker klinkt zoals hij heet.
En: de klank verandert als je er een medeklinker achter zet/ziet:

klinkermet een medeklinker erachter
aaf
een
iik
oop
uuk

Dit is ALLES wat een kind over klinkers hoeft te weten. We hebben hier laten zien wat het effect is van een open (ja, zo, nu) en een gesloten lettergreep (jan, zon, nut) en al het andere kan je daar logischerwijs van afleiden.

Ook als je naar meer lettergrepen gaat.

Structuur in woorden met meer lettergrepen

De klank van een klinker is altijd afhankelijk van de structuur van het woord waarin je hem tegenkomt en als kinderen die structuur doorzien, dan is het probleem opgelost. Let wel, ik zeg doorzien. Het gaat om het visueel herkennen van die structuren. Dat is de basis die je moet leggen voordat je het omgekeerde gaat vragen: op het gehoor bedenken welke structuur je nodig hebt om de klinker de juiste klank te geven.

Voorbeelden:

NB. Om een uitspraak te kunnen doen over de klank van de klinker, moet je het woord op de goede manier in lettergrepen verdelen. Daarvoor hebben we 3 heel heldere lettergreepregels geformuleerd. Om de voorbeelden hieronder te volgen heeft een geoefende lezer die lettergreepregels niet nodig. Aan kinderen geven we ze uitaard wel.

ka-no - beide lettergrepen open: ik hoor de a-klank en de o-klank. De klinkers klinken zoals ze heten.

pin-da - eerste lettergreep gesloten: ik hoor - onder invloed van de n - de ih-klank. Tweede lettergreep open: ik hoor de  a-klank.

ad-vo-caat - eerste lettergreep: ah-klank omdat er een de achter de a staat. Tweede lettergreep: de o klinkt zoals hij heet, want er staat niks achter. In de laatste lettergreep heb ik dubbel aa nodig, omdat de t anders de enkele a van klank zou laten veranderen. Dat wil ik niet, dus ik versterk de a.

NB. ik heb dus voor die klank alleen dubbel aa nodig, zolang die t daar staat. Als ik er meervoud van maak (ad-vo-ca-ten), dan gaat de t naar de volgende lettergreep en dan kan die ene a weer in zijn eentje klinker zoals hij heet. (Net als in ja en ka-no)

vlag-gen - ik moet de eerste lettergreep sluiten, want anders klinkt de a zoals hij heet en dat wil ik niet in dit woord.

De stap van het visueel herkennen van de structuur in woorden wordt op school overgeslagen. Daarom blijven heel veel kinderen bij het leren lezen hangen in de overgang naar meerlettergrepige woorden en zie je tot in lengte van jaren dat ze er bij de spelling maar een slag naar slaan. Ze slagen er niet in om op puur op basis van klank een woord op de goede manier in klankgroepen te verdelen, omdat het inzicht ontbreekt. Soms gaat het goed en soms gaat het fout, maar hoe het ECHT zit, kan geen enkel kind je vertellen.

Gaat de spelling toch moeiteloos en foutloos, dan is dat niet omdat het kind de structuur doorziet, maar omdat het gezegend is met een goed ontwikkeld woordbeeld.

Is dit niet heel ingewikkeld?

Wat wij doen is kinderen extra informatie geven. Dat kan voelen alsof je het daarmee ingewikkeld maakt. Maar… we geven ze daarmee direct inzicht in het systeem van de klinkers en medeklinkers. En alles wat ze leren in woorden met één lettergreep, kunnen ze naadloos meenemen naar woorden met meer lettergrepen. Ze hoeven bij die overgang naar langere woorden niet iets af te leren wat we ze eerst hebben verteld. We trekken geen poten onder hun stoel vandaan. Dus de extra tijd die je voor de start neemt, verdien je later dubbel en dwars terug.

Jonte heeft al jaren leesonderwijs gehad, maar heeft nog nooit ‘officieel’ AVI-start gehaald als ik met hem aan het werk ga. Hij is dan bijna 10 en heeft het hele vergoede traject voor dyslexie al achter de rug. Ook zit hij inmiddels op het speciaal onderwijs. Hij heeft een fobie voor lezen ontwikkeld.
Als hij het woord kano ziet, kijkt hij me vol afschuw aan, terwijl hij de a aanwijst. Hij zegt: “En dan zie ik zo’n ding, en dan weet ik nooit wat ik er tegen moet zeggen”.
Vanaf het moment dat ik Jonte inzicht geef in hoe een medeklinker de klank van de klinker bepaalt EN in de structuur van dit woord (ka-no) weet hij het wel! Wat een openbaring! Zijn lezen en zijn zelfvertrouwen komen vanaf dat moment eindelijk in een stijgende lijn. We moeten heel wat weerstand en faalangst overwinnen, maar uiteindelijk raakt hij ervan overtuigd dat letters niet volstrekt onbetrouwbaar zijn en hem niet constant voor de gek houden.

We bouwen het hele systeem vanaf de basis op in de logica pijler van ons spellinggebouw. Met die kennis kunnen kinderen 90% van de nieuwe woorden die ze lezen of spellen op de goede manier analyseren en uitspreken of schrijven. Natuurlijk blijven er daarnaast ook (met name spelling)dilemma’s over waar de logica je niet helpt. Daarover lees je meer in Help kinderen spiekbriefjes maken in hun hoofd. Natuurlijk kun je ook het complete spellinggebouw bekijken.

Reactie plaatsen