Mijn oudvader Thomas Stavers werd geboren op 19 september in het jaar 1798. Hij was de grootvader van mijn overgrootmoeder. Een groot deel van zijn leven was hij walvisvaarder en over alles wat hem onderweg op zijn vele zeevaarten overkwam hield hij een logboek bij. Tegen het eind van zijn leven schreef hij aan de hand daarvan een biografie.
Daaruit deel ik graag een stukje. Hij was ongeveer 18 jaar oud, toen.
==============================================================================
Wij zeilden weg in de maand maart 1816 en kwamen weldra in Groenland aan. De eerste dag dat wij ijs aantroffen, stootte het schip op een groot stuk dat de stuurboord boei indrukte.
We vingen onze eerste walvis in de maand mei. De bestuurder van de boot werd ontslagen vanwege onoplettendheid, zijn excuus was dat hij slechte ogen had. Ik werd naar achteren geroepen en de kapitein vroeg me of ik een boot wilde besturen. Toen ik erin toestemde zeiden alle harpoeniers dat ik daar niet geschikt voor was, maar de stuurman zei dat het met mij wel zou gaan. De eerste dag dat wij uitvoeren vingen wij een walvis en wij hadden gedurende de hele reis meer succes dan de andere boten. In de maand Augustus kwamen wij in Londen aan met een vol schip.
Eind september kozen wij weer zee en binnen twee dagen voeren wij met een gunstige wind door Het Kanaal. De negende dag na ons vertrek kwamen wij ter hoogte van Madeira.
Op de vijfde december was ik in de top van de mast om 9 uur 's ochtends toen ik een school potvissen zag: ik meldde het, maar mijn vader zei dat het bultrug walvissen waren. Ik hield vol dat het potvissen waren.
Intussen was het schip hen dicht genaderd: de sloepen werden neergelaten en mijn vader ging zelf in de sloep. Daarop stootten zij af. Dit was de laatste keer dat ik mijn vader in leven zag.
Een walvis dook op, vlakbij mijn vaders boot, de roerganger stootte tegen het dier en toen zag ik de boot in stukken uiteen geslagen.
Onze sloep lag ongeveer een mijl van die van mijn vader, wij roeiden er zo vlug mogelijk heen. Het eerste wat ik zag was mijn dierbare vader dood op het water drijven. Ik pakte hem bij de kraag van zijn hemd maar door de vaart van de sloep werd ik overboord getrokken. De bemanning pakte me bij mijn benen en trok zoon en vader in de boot. Wij roeiden toen naar het schip waar alle middelen door de dokter werden toegepast om de levensgeesten weer op te wekken, maar helaas mijn lieve vader was naar het einddoel gegaan, waar niemand van terugkeert.
Het verlies van mijn dierbare vader was een enorme schok voor mij. Ik had niemand om me te troosten in al deze narigheid. De volgende dag werd het lichaam van mijn vader aan de diepte der zee toevertrouwd.
=============================================================================
Dit stukje komt uit de biografie die Stavers aan het eind van zijn leven schreef. Hij gebruikte daarvoor de logboeken die hij van iedere reis minutieus bijhield. Die waren zijn geheugensteun bij het neerpennen van al deze verhalen. En nu, 150 jaar en 6 generaties verder kunnen wij ze lezen. Leve de schrijfkunst :))