Ooit studeerde ik informatica in Leiden. Logica was in het tweede jaar een belangrijk vak. Ik zal je niet vermoeien met de coderingen die we daarbij gebruikten, maar een van de basisprincipes was: niet alle redeneringen kun je zomaar omdraaien.
Deze wel: Margit is de moeder van Chris, dus Chris is de zoon van Margit.
Maar deze niet: een koe is een dier, dus ieder dier is een koe.
Sterker nog, er zijn veel meer uitspraken die je niet kunt omdraaien dan waarbij dat wel kan.
Als je even doordenkt, schud je er waarschijnlijk zo een hoop uit je mouw :-).
Onze professor waarschuwde ons dus ook altijd: “Wees beducht voor dit soort monsters! Soms klinkt het logisch, maar wordt er een enorme valkuil gegraven. Zeker als je daarna verder wil redeneren.”
En met deze levensles stuurde hij ons de wereld in.
Het is niet dat ik hier dagelijks aan terug denk, maar soms popt het in een keer op.
Toen ik mij in spellingregels ging verdiepen bijvoorbeeld. Toen viel het me ineens op dat veel spellingregels eigenlijk van dit soort monsterredeneringen zijn.
Veel methodes doen alsof je regels voor lezen gewoon kunt omdraaien naar een regel voor spelling:
Wat ik vertel in de video:
Als ik aa zie, dan zeg ik altijd ‘a’: aap, maan, paard. Dit klopt als een bus en is ook altijd waar.
Maar kan ik het ook omdraaien?
Als ik ‘a’ hoor, schrijf ik altijd aa?!
NEE, dus. Soms wel en soms ook niet. Kijk bijvoorbeeld naar ga, manen, paarden.
Waarom doen we dan in groep 3 net alsof het wel zo is? En zadelen we kinderen op met een logisch monster, waar sommige kinderen maar moeilijk van los kunnen komen?
Bij Taalkanjer doen we dat dus anders. Benieuwd? Kom dan naar onze online les.