We staan op een bospad.
Ik ben net een bruggetje over een sloot overgestoken.
“Ik durf niet,” hoor ik achter me. Als ik omkijk, zie ik mijn vriendin nog aan de andere kant van de sloot staan.
Hoezo, durf je niet, is mijn eerste reactie. Het is een sloot van niks en het bruggetje is prima: twee brede balken die stevig naast elkaar liggen.
Maar het is natuurlijk een oefening – mijn vriendin geeft trainingen Motivational Interviewing aan zorgprofessionals en ik ben haar proefpersoon in een nieuwe training.
Dus ik ga aan de slag om haar te motiveren om toch het bruggetje over te steken. Want ik wist dat dit de beste optie was in onze wandeling.
Hoe verkoop ik de verstandige keuze?
Jij weet als juf 100% zeker dat het voor een kind heel erg belangrijk is om goed te leren lezen en schrijven. Hij heeft het in de rest van zijn leven broodnodig. Sterker nog, als hij niet goed genoeg kan lezen en schrijven, kan hij niet meedoen in de maatschappij. Er wordt steeds meer zelfstandigheid verwacht van mensen, er gaat steeds meer online. Van oudere mensen wordt nog wel geaccepteerd dat ze met sommige dingen moeite hebben, maar van jongeren echt niet. Die zijn er toch mee opgegroeid?!
En goed kunnen lezen en schrijven wordt daarbij als een vanzelfsprekende basis verwacht. Dus als je dat niet kan, heb je echt een probleem.
Dat weet jij.
Maar het kind ziet alleen maar een hele berg werk. Werk dat moeilijk is. Dat niet leuk is. Dat een heleboel tijd kost en daarna geen resultaat geeft. Werk dat bovendien andere kinderen wel lukt en hem niet.
En dat kind heeft er dus eigenlijk geen zin in. Hij heeft de moed al opgegeven. Is afgeschakeld.
Jij wil hem zo graag meenemen. Hem laten weten hoe belangrijk het voor hem is. Later, als hij groot is.
Nu is het natuurlijk lastig om met kinderen over ‘later’ te praten. Dat is voor hen zo ver weg en abstract.
Wat kan dan wel?
Oefening baart kunst
Een eerste stap is altijd om kinderen bewust te maken dat oefenen moet, als je iets wil leren. Om het gesprek daarover aan te zwengelen, gebruiken we altijd een filmpje. Bijvoorbeeld:
Kijk samen naar het filmpje en praat erover. Benoem juist ook wat er mis gaat. Vindt Ron dat leuk? Maar wat doet hij dan? Waarom denk je?
Vertaal het filmpje dan naar het kind zelf. Heeft hij een hobby? Moeten ze dan wel eens oefenen? En lukt dat dan altijd meteen?
Wat je dan ongetwijfeld ergens te horen krijgt: Ja, maar dat vind ik leuk!
En daar hebben ze een punt.
De truc is dan dus, om het oefenen leuker te maken
Bij het werken met kinderen die lezen en spelling lastig vinden zoeken wij altijd naar manieren om het oefenen leuk te maken. Zo veel mogelijk spelletjes, zo min mogelijk werkbladen. Die kennis delen we met leerkrachten en ouders.
Zo doen we al jaren de zomerchallenge: juist in de zomer is het zo belangrijk om te blijven lezen en schrijven, maar is de motivatie om dat te doen bij kinderen en ouders onder het nulpunt gedaald. Zeker na deze intensieve corona-periode.
Maar juist omdat het vakantie is, zijn er geen verplichte lessen van school: geen verplichte AVI-niveaus, geen tempo-lezen, niet 5 keer achter elkaar dezelfde (saaie!) tekst, geen woordrijtjes, geen werkbladen. Dat maakt dat ‘oefenen’ er in de vakantie heel anders uit kan zien:
- je bepaalt (voor een groot deel) zelf de spelregels
- je doet het niet alleen, maar iedereen mag meedoen. Hoe meer zielen hoe meer vreugd en jij bent niet alleen ‘de klos’.
- als je klaar bent, dan heb je ook wat!
- het is anders dan wat je op school doet
- niemand tikt je op de vingers
Je vindt al deze elementen terug in de ‘uitdagingen’ van onze Zomerchallenge, die we dit jaar alweer voor de 6e keer organiseren.
Lezen en schrijven om iets te leren, om plezier te hebben, om iets vast te leggen voor later of voor iemand anders. Kortom: lezen en schrijven zoals ze bedoeld zijn, zodat je voelt: hier doe ik het voor!
Wil je weten of onze Zomerchallenge jou dit jaar kan helpen om een zomerdip te voorkomen?
Proef dan in dit gratis e-boek de sfeer van 6 jaar Zomerchallenge en ontdek waarom het ook voor jouw kinderen werkt!